Rondreis eilandhoppen op de Canarische eilanden

Eilandhoppen kun je niet alleen in Griekenland doen maar kan ook prima tussen de Canarische eilanden. En groot voordeel: het hele jaar met een goede temperatuur (met een beetje geluk dan). Wij hopten van Tenerife met de boot naar La Gomera, weer met de boot naar La Palma en met het vliegtuig naar Lanzarote. Er varen veerboten tussen de eilanden en binnenlandse vluchten zijn niet duur. Extra leuk is het verschil tussen de eilanden; wat ze gemeen hebben is dat het overal schoon is. Er is veel te zien, te doen en te beleven. Op ieder eiland huren we een auto en blijven we een kleine week. In deze blog neem je ik je mee op deze bijzondere rondreis langs 4 Canarische eilanden. Tip: bekijk ook onze blog over de kleinste Canarische eilanden.

ReisorganisatieInformatieAanbiedingen
vakantiediscounter logoGrootste aanbod   Bekijken  
prijsvrij logoScherpe deals  Bekijken  
d-reizen logoVoordelige hotels  Bekijken  
Sunweb logoHeerlijke zonvakanties  Bekijken  
ReisorganisatieInformatieAanbiedingen
corendon logoPremium resorts  Bekijken  
corendon logoVeel zonbestemmingen  Bekijken  
vakantie.nl logoVeelzijdig aanbod  Bekijken  
beachcheck logoMooie strandvakanties  Bekijken  

Tenerife

De eerste stop is Tenerife. De zuidwestkust van dit eiland heeft de grootste en drukste stranden, zoals Playa de Las Américas waar de voertaal Engels is (veel pensionado’s) en waar de Ierse pubs en Fish-and-Chips het winnen van de Tapasbars. De oost- en noordkust zijn rustiger, maar het regent er wel wat vaker. Dat klimaat is wel iets om op te letten. Voor alle eilanden geldt dat de noord- en oostkant wat natter en koeler (maar wel rustiger en groener) is en de zuid- en westkant droger en warmer en daardoor meer toeristisch.

Tip: bekijk ook mijn overzicht met de mooiste stranden van Tenerife.

San Miguel

Onze eerste appartement ligt dicht bij het vliegveld: in het dorp San Miguel, niet direct aan de kust. Een leuk, goed verzorgd, kleinschalig complex met een (wel koud) zwembad en tuin en een erg aardige ontvangst door de Duitse ‘uitbaatster’: Casa San Miguel. In het dorp kun je een kanon afschieten maar we vinden, op aanraden van de Duitse, een aardig restaurant La Tasquita de Nino met ‘canarische’ specialiteiten. De hoofdgerechten (lamsbout en geitenvlees) vallen wat tegen maar erg lekker zijn de ‘dips’ voor het brood, vooraf. Eén met fijngemalen chorizo en olie en één met geitenkaas, rode peper, olie en knoflook. De ober maakt voor ons de plaatselijke koffie: in een glas gaat eerst gecondenseerde melk, dan koffie, een beetje likeur, melk, kaneel en citroenschil. De restauranthouder vertelt ons een nogal merkwaardig fenomeen: de Canarische eilanden verschillen niet alleen qua natuur maar ook zijn er uiterlijke verschillen tussen de eilandbewoners. De oorspronkelijke bewoners van Tenerife en La Palma zijn relatief klein en hebben een rond hoofd. Bewoners van La Gomera hebben een zware kaaklijn. En op Lanzarote en Fuerteventura zijn de bewoners langer en hebben een smaller gezicht. We hebben het eigenlijk niet echt gecheckt maar het zijn wel eilanden dus echt raar klinkt dat weer niet.

We rijden naar Playa de las Americas, het bekendste strand van Tenerife. Zodra we de auto uitstappen worden we belaagd door ‘proppers’ die hun restaurant, show of whatever aanprijzen. Alles ademt British en de stranden liggen vol met pensionados die er, gezien hun doorbakken bruine teint, lang verblijven. Stranden in meervoud omdat pieren van rotsblokken het strand verdelen en de golfslag breken. Niet helemaal ons ‘ding’ maar toch leuk om te zien. Leuk is zeker Vilaflor, het hoogst gelegen stadje van Tenerife richting vulkaan El Teide. Een mooi stadje met bij het centrale plein twee oude kerken met witte muren, houten plafonds en veel goud. Net buiten het dorp volgen we wandelroute ‘Pino Enano’, een stevige maar mooie klim door bossen en rotsen naar een bijzondere den (de pino). Volgens de borden is het ‘maar’ 900 meter maar die zijn pittig.

Los Gigantes

We verlaten San Miguel en rijden via de noordkant van Tenerife naar Los Gigantes aan de westkust. Daarbij hebben we een uitgebreide ‘stop’ in Puerto de la Cruz (niet te verwarren met Santa Cruz, de hoofdstad) aan de noordkust waar (altijd fijn) een bekende van ons woont. Puerto de la Cruz is een levendig stadje, toeristisch maar wat ons betreft veel leuker dan Las Americas aan de zuidkant. Ook hier veel ouderen. In het centrum ligt een klein strandje en een zeezwembad. Na een goede lunch in Meson el Monasterio in Los Realejos (groot, goed restaurant gevestigd in een voormalig klooster) rijden we via heel veel haarspeldbochten (mooi naar beetje eng) naar Los Gigantes. We komen terecht in een groot appartementencomplex.

Het leukste deel van Los Gigantes is de haven en directe omgeving daarvan aan de noordkant van de stad. Meer naar het zuiden liggen grootschalige appartementencomplexen. Omdat Los Gigantes tegen de helling die naar de vulkaan El Teide leidt, is opgebouwd, moet er veel geklommen en gedaald worden. Dat geldt trouwens voor veel plaatsen op Tenerife. We kopen kaartjes voor een walvis/dolfijnentocht bij Katrin. Katrin vaart met een oude boot; wat ons betreft leuker dan zo’n speedboot. Als we de volgende dag de haven uitvaren zien we lange tijd niets, behalve de indrukwekkende rotspartijen Los Gigantes die het water in storten. En dan zien we toch een paar zwarte vinnen opduiken; een groepje van 5 of 6 grienden, een kleine walvissoort van zo’n 5 meter lang. Geen opspattende staarten en springende walvissen, deze grienden kabbelen een beetje rustig rond. Op de terugweg, dichter bij de kust zien we een aantal dolfijnen, altijd leuk.

Wat is nog meer de moeite waard op Tenerife?

  • Wandel rond de Pico del Teide, de vulkaan ligt ruim 3,5 km boven zeeniveau, in het midden van het eiland en steekt overal boven uit. Hou er rekening mee dat het boven koud kan zijn;
  • Wandel door het mysterieuze, want vaak mistige, pijnbomenwoud Pino Alta niet ver van Puerto de la Cruz aan de noordkust;
  • Loro Park in Puerto de la Cruz is een dierentuin en dolfinarium en heeft zelfs een orka show. Over die orka’s is wel een en ander te doen geweest maar ze zijn er nog steeds; een absolute aanrader volgens sommigen, een absolute afrader volgens anderen;
  • Wat ten noorden van Los Gigantes, aan de westkust, kun je vanuit het dorp Masca, afdalen door de spectaculaire Mascakloof, je eindigt bij een strandje waar vissersbootjes je terugbrengen naar Los Gigantes;
  • Garachico aan de noord-west kust is een traditioneel stadje met koloniale gebouwen, smalle straatjes en een levendig dorpsplein. Aan de kust liggen ‘piscines naturales’, kleine natuurlijke zeezwembaden waar de hoge golven door rotsen worden afgeremd;
  • Icod de los Vinos is een mooi dorp en bekend vanwege El Drago, de meer dan duizend jaar oude drakenbloedboom;
  • In Santa Cruz de Tenerife, de hoofdstad van het eiland, is het goed winkelen, er is (behalve op zondag) dagelijks een markt en op zondag een vlooienmarkt. Waar de meeste stranden vulkanisch zwart zijn ligt hier een wit strand van Saharazand.

La Gomera

Het is maar een uurtje varen van Tenerife naar La Gomera, maar tegelijkertijd een wereld van verschil. Geen Engelse pensionado’s met ‘stevige stappers’ en bermuda’s, maar Duitse jonge en oude hippies op blote voeten bevolken hier de straten en stranden, onder andere in Valle Gran Rey aan de westkust.

Hermigua

Met de boot kom je aan in San Sebastian de La Gomera, een kleurrijk stadje. Je kunt de (huur)auto meenemen op de veerboot maar volgens mij is het handiger en goedkoper (maar wel meer ‘gedoe’) om op ieder eiland opnieuw een auto te huren.Wij rijden met onze huurauto via een prachtige route richting het noorden, door de bergen naar Hermigua, veel kloven, veel groen, veel geslinger. Ons verblijf, Los Telares, ligt aan het begin van het langgerekte dorp. Mooie appartementen met uitzicht over de bananenplantages en bergen maar helaas geen balkon; wel een gezellige gemeenschappelijke woonkamer. Hermigua is een aardig langgerekt stadje dicht bij het Parque Nacional de Garajonay. Een mooi wandelgebied, soms wat mysterieus omdat bergtoppen vaak in de wolken en mist verdwijnen. En ook omdat veel bomen en de stenen bedekt zijn met een laag mos. En dat mos is essentieel voor de watervoorziening op La Gomera. Het mos vangt de mist op en vormt druppels die via de bomen en rotsen de aarde bereiken en bronnen en beekjes vormen en zo het eiland vochtig houden.

Molino de Gofio

Dicht bij Los Telares ligt een ‘gofio’ molen, Molino de Gofio. Gofio is meel van mais en graan dat wordt gemengd met honing en olie. Het wordt gekneed maar niet gebakken. Er wordt een soort lange worst van gemaakt en dat wordt, in plakken gesneden, als ontbijt gegeten. Als je er even op let is het in supermarktjes wel te vinden. Molino de Gofio is een watermolen waar we een rondleiding krijgen; spectaculair is het niet. We zien veel oude werktuigen. Eromheen ligt een botanische tuin met veel tropische vruchten en bloemen waaronder de spectaculaire paradijsbloem.

Ten noorden van het stadje ligt een klein maar mooi keienstrand vanwaar je de vulkaan op Tenerife aan de horizon ziet. Een mooie plek. De zee in gaan is eigenlijk niet te doen met die keien en de indrukwekkende golven die zich op die keien storten. Maar er is wel een restaurant ‘in the middle of nowhere’. Dat wordt gerund door twee luidruchtige dames die in eerste instantie niet al te klantvriendelijk lijken. De tafel waar we gaan zitten is volgens hen gereserveerd, terwijl er verder niemand is, en de gegrilde sardines, groot aangekondigd op een bord, zijn er vandaag niet. Maar als we een biertje besteld hebben blijkt dat de dames zelf graag aan de tafel die wij kozen willen gaan zitten voor de lunch. En dan brengen ze ons (niet besteld) een schaaltje met een paar gekookte aardappels met mojo. Mojo lijkt veel op pesto en is heerlijk. Je kunt het overal op de eilanden in potjes kopen maar die van de dames was toch verreweg het lekkerst. Ik probeer ze het recept te ‘ontfutselen’ maar mijn Spaans en hun Engels is te beperkt om dat voor elkaar te krijgen (ik denk: olie, knoflook, gedroogde tomaten, geitenkaas). Ook laten ze ons gofio proeven. Rechts van het strand zien we even verder een paar hoge palen in zee staan, een overblijfsel van een haven die hier was. Hier zou een ‘zeezwembad’ moeten zijn. Ook is het weer op La Gomera wel een aandachtspuntje. Hermigua ligt aan de noordkant van het eiland en heeft als wij er zijn (in februari) prima wandelweer (met een beetje mist) maar geen strand- en terrasjesweer.

Valle Gran Rey

We rijden via een prachtige route langs kloven en mooie vergezichten naar Valle Gran Rey. Hier is het wel strandweer en vooral het door hoge rotsen beschutte strand bij de haven is aangenaam. De ‘bruindoorbakken’, veelal Duitse, oudere hippies op de stranden jeu-de-boulen met elkaar, maken muziek, lijken een zorgeloos leven te leiden. Vreemde types lopen er rond, strijk neer op een terras en kijk ernaar. We stuiten op een hippie-markt (bij het busstation, ik denk iedere zondag van 10 tot 14 uur maar weet dat niet zeker). Ongelooflijk wat hier allemaal niet voor creatiefs verkocht wordt, gemaakt van afval, stenen, schelpen, wol, planten en noem maar op. Ons appartement in Valle Gran Rey is niet echt geweldig, heel klein maar wel met een mooi dakterras. La Gomera is klein maar prachtig en van de eilanden die we bezoeken het minst toeristisch. Het landschap is ruig en groen met diepe kloven en valleien. Het is mooi wandelen in het Nationale Park midden op het eiland. Wil je je verdiepen in, en ontspannen door mindfulness, yoga, spiritualiteit dan is dit je eiland.


La Palma

De veerboot van La Gomera naar La Palma vaart begin van de avond, als het donker wordt. De zee is ruw en als je geen horizon meer ziet slaat zeeziekte makkelijk toe. Omdat het al vrij laat is als we aankomen hebben we de eerste overnachting geboekt in Santa Cruz de la Palma, de plaats van aankomst. Wat ons betreft het leukste stadje van onze reis, waarover later meer. We komen terecht in pension La Cubana in de hoofdstraat van Santa Cruz en op loopafstand van de boot. Goedkoop, een samenraapsel van meubilair maar charmant, een doolhof van trappen en gangetjes in een 300 jaar oud pand, een aardige Duitse uitbaatster. We krijgen een kanjer van een kamer, ingericht als een schilderij van Van Gogh, maar wel met gemeenschappelijke badkamer. Er is ook een gemeenschappelijke keuken en woonkamer. Ik vind het leuk maar je moet er van houden. Ontbijten doen we aan de overkant bij de bakker.

Puerto Naos

De volgende dag steken we het eiland over. Ook hier een mooie route maar minder spectaculair dan op La Gomera. In ruim een half uur rij je over het midden van het eiland van oost naar west. We komen aan in Puerto Naos, aan de zonnige westkust en verblijven in La Muralla, een klein appartementencomplex tegen de heuvel gelegen, boven Puerto Naos. Mooi uitzicht heb je vanaf je ruime terras over de oceaan en het zwembad (soort infinity-pool), aardige ontvangst. Het is lopend naar het stadje beneden goed te doen, terug omhoog is wat minder maar goed voor je conditie zullen we maar zeggen. Puerto Naos is een aardig plaatsje met een zwart strand en wat leuke restaurants. Een bancomat heeft het plaatsje niet ontdekken we. We eten bij visrestaurant Playa Chica, ons aanbevolen. Prima eten, met uitzicht over de oceaan, helemaal goed. Dichtbij drinken we wat in een drukke cocktailbar met een markante serveerster: op leeftijd, gezet, witte kanten jurk, felroze gympen, knalrood haar met witte plastic bloemen er in.

La Isla Bonita staat bekend als het wandeleiland. Het is een stuk groter dan La Gomera, maar net zo groen en ruig. We rijden naar het Parque Nacional Caldera de Taburiente in het midden van het eiland. Vanaf het bezoekerscentrum (interessant) in La Cumbrecita nemen we een taxi omhoog. Je kunt ook met eigen auto naar boven maar dan moet je van te voren een parkeerplaats reserveren. Het moet een prachtig wandelgebied zijn maar wij belanden (in februari) wel in een forse (en volgens de taxichauffeur uitzonderlijke) hagelbui in de bergen. Microklimaat, dus warme/regenkleding meenemen. We doen nog wel een wandelpoging maar de paden veranderen in modderstroompjes en dus houden we het wandelen voor gezien en blijven de rest van de week aan de kust in de zon. Maar wandel je graag, ook in de zuidpunt van het eiland zijn mooie wandelroutes. Als je in de buurt bent is Los Llanos de Aridane een leuk stadje voor een bezoek. Het heeft een klein maar aardig centrum met een paar mooie winkels. Er zijn twee kleine musea: heilige kunst  en archeologie. Ook dichtbij Puerto Naos ligt een kiezelstrand tussen indrukwekkende rotsen bij La Bombilla. Zwemmen kan vanwege de hoge golven hier echt niet maar er is een aardig café-restaurant.

San Pedro en Los Cancajos

Ons volgende verblijf ligt aan de oostkust tussen San Pedro en de kust bij Los Cancajos, dichtbij Santa Cruz de La Palma, de hoofdstad van La Palma: Apartamentos Miranda. Ook hier weer aardige Duitse uitbaters, een studio met terras met zeezicht, een mooi zwembad, alleen is het daar dan te koud voor. Onderweg hebben we nog steeds witte bergtoppen gezien. Via nogal rotsige paadjes lopen we van Miranda naar de kustplaats Los Cancajos. We doen iets verkeerd want lopen er een uur over terwijl het in een half uur moet kunnen. Los Cancajos is een echt toeristenoord met verschillende zwarte stranden, gescheiden door rotsformaties. Eindelijk is het weer wat beter en genieten we van de zon op één van de stranden. Leuk om iets te eten of te drinken bij El Pulpo want dat ligt direct aan het strand. Via een mooi aangelegde wandelpromenade lopen we langs de kust met spectaculaire kloven en meters hoog opspattend zeewater. Op loopafstand van Miranda eten we in de Parador de la Palma, een beetje chique, prima eten en betaalbaar.

Santa Cruz de la Palma

Ik kondigde het al aan: dit is echt het leukste stadje dat we bezochten op de Canaries. Mooie wandel-, en winkelstraten (hou rekening met de siesta van ca. 13 – 17 uur) parallel aan de zee, meerdere theaters, een lava zandstrand langs de oude stad, een haven, een fort. Bekend zijn ook de ‘hangende tuinen’ bij een aantal woningen langs de boulevard. Het stadje herbergt meerdere musea maar die van ‘moderne kunst’ en het scheepvaartmuseum (in een nagebouwde boot op de kade) zijn dicht als wij er zijn. Wel open is Museo Insular, gevestigd in een mooi oud klooster. En dat is leuk! De collectie is een ratjetoe maar daardoor verrassend. Je ziet er heel veel schelpen, opgezette dieren (soms met ‘foutjes’, zoals een schaap met 6 poten), scheepsmodellen, oude kunst en ook behoorlijk wat moderne kunst. Van La Palma nemen we het vliegtuig naar Lanzarote.


Lanzarote

Alsof je op een buitenaardse planeet bent in het relatief nog jonge vulkaangebied van de Timanfaya op Lanzarote. Dit langwerpige eiland, waar veel te zien is, is vooral qua landschap en bebouwing weer heel anders dan de andere drie eilanden die we eerder zagen. Er valt hier nauwelijks regen en het eiland heeft geen zoetwaterbronnen en is dus kaal, dor en droog. Daardoor wél indrukwekkend.

Tip: bekijk ook mijn overzicht met de mooiste stranden en de leukste badplaatsen van Lanzarote.

De vulkaan op Lanzarote

Bewoners dachten dat de aarde verging toen in 1730 de aarde scheurde en lava begon te spuwen. Zes jaar duurde de uitbarsting en het gebulder was tot Gran Canaria, 200 km verderop, te  horen. Veel inwoners van Lanzarote vluchtten van het eiland of kwamen om door de hongersnood die uitbrak. De zon werd immers jarenlang verduisterd door de as en het land werd er mee overdekt waardoor landbouw onmogelijk werd. Bij Mancha Blanca is een interessant bezoekerscentrum waar een aantal keren per dag de uitbarsting wordt nagebootst in een kelder. Door het vulkanische landschap rij je met een bus (zelf rijden of wandelen mag er niet) en zie je de wonderbaarlijke formaties die door de lava zijn gevormd en allerlei kleuren in het gestolde steen. Na de bustocht kom je bij het restaurant waar je een demonstratie krijgt die de hitte van de aarde vlak onder de oppervlakte toont. Dit restaurant en ook het bezoekerscentrum zijn ontworpen door de architect César Manrique, waarover later meer. Grappig dat de uitbater het strakke moderne design van het gebouw heeft aangekleed met houten stoelen en rood-wit geruite tafelkleedjes die zo uit een Oostenrijks chalet kunnen komen.

César Manrique

Ik noemde hem al, César Manrique (1919-1992). Hij heeft er voor gezorgd dat er op het hele eiland (bijna) geen hoogbouw voorkomt. Vrijwel alle huizen en gebouwen zijn, onder zijn invloed, wit gepleisterd en hebben groen geschilderd houtwerk. Overal op het eiland kom je zijn gebouwen en kunstwerken tegen. Installaties die vaak bewegen door de wind. Wij bezochten de Fundacion César Manrique bij Tahiche, het voormalige woonhuis en nu museum van de architect. Een gebouw met uit lavarotsen gehakte gangen, een prachtig zwembad, veel kunst. Ik was onder de indruk hoe het omringende lavalandschap doorloopt in het huis, dwars door de kozijnloze ramen. Ook de cactustuin, de Jardin de Cactus, bij Guatiza, is mooi, bijzonder en door hem ontworpen. Cactussen worden op het eiland veel gekweekt voor de eetbare cactusvijgen.

Wijn op Lanzarote

Dat cactussen groeien op Lanzarote is begrijpelijk maar op de zwarte lavavelden groeien bijzonder genoeg ook wijnstokken. Via de Lanzarote Active Club boeken we een ‘bodega-hopping’. De enthousiaste gids Alena haalt ons met een jeep op van onze accommodatie en we rijden eerst naar het wijngebied La Geria. Ze legt uit waarom iedere wijnstok haar eigen kuil heeft: de wortels moeten immers bij de aarde kunnen komen die onder de dikke laag as (van vaak meer dan een meter) ligt. Om iedere kuil staat een halfrond muurtje van lavastenen die de plant beschermt tegen de noordoosten wind. Na de vulkaanuitbarsting ontdekten de bewoners dat de zwarte lava as vocht van de regen en condens uit de lucht lang vast kan houden. Zo komen de druiven aan het nodige water. Na deze eerste bodega bezoeken we de vrij grote bodega El Griffo en een kleine bodega in het stadje Tias. Telkens proeven we 3 verschillende wijnen, die jeep die je weer thuisbrengt is dus geen overbodige luxe.

Wat is nog meer de moeite waard op Lanzarote?

Vergeleken met de andere eilanden die we bezoeken is er op Lanzarote, naast natuurlijk Puerto del Carmen, nog veel te zien:

  • Haria is een wat slaperig stadje in het noorden; wij missen de zaterdagmarkt die leuk moet zijn
  • Teguise, de voormalige hoofdstad en niet te verwarren met Costa Teguise, is een rustig mooi stadje dat zondag op marktdag tot leven komt. Wij treffen er een indrukwekkende winkel volgestouwd met oosterse waren; van kralen tot gigantische boeddha’s. Je kijkt je ogen uit in Emporium We drinken iets in La Bodeguita del Medio, een leuke bruine kroeg met een Nederlandse uitbater
  • Arrecife is de huidige hoofdstad van Lanzarote en de enige plaats waar Manrique zijn strijd tegen hoogbouw (maar beperkt) verloren heeft. Je kunt er goed winkelen. Wij bezochten in de winkelstraat een klein museum La Casa Amarilla met wisselende exposities. Voor de boulevard ligt een kasteel in het water Castillo San Gabriel. Dat is dicht als wij er zijn maar wel open is Castillo de San José bij de haven dat dienst doet als museum voor moderne kunst. Klein maar fijn met ook weer een mooi aangebouwd restaurant van César Manrique. We zien hier foto’s van het Museo Atlantico Lanzarote dat inmiddels open is. Een indrukwekkend onderwatermuseum  waar de kunstenaar Jason Taylor op zo’n 12 meter diepte beelden op de zeebodem heeft gezet. Het ligt bij Playa Blanca aan de zuidpunt van Lanzarote. Je kunt het zowel duikend als snorkelend bekijken.
  • El Golfo is een vissersplaatsje aan de oostkust, prima dus voor een verse vis lunch. Bij het plaatsje ligt net achter het strand een meertje met een vreemde felgroene kleur, veroorzaakt door algen. Rij ook wat meer naar het zuiden langs Los Hervideros, hier storten de lavarotsen in zee. Een indrukwekkende reeks kloven en grotten met hoog opspattende golven.
  • Papagayo op de zuidpunt van het eiland heeft een reeks mooie strandjes met geel zand die in kloven tussen de lavarotsen liggen.